Een blad zweeft voorgoed van bomen
Een Volkje streeft enkel thuis te komen
Volgend stroom opwaarts. Wat is voorwaarts?

Zie daar één moedig Alverman
“Ik zal gaan tot ik een thuis vinden kan
Geen obstakel te wijd, zelfs niet de kloof der tijd”

Magie lang vervlogen voert Hazel op reis
‘De ogen der toekomst maken immers wijs’
Maar Hazel ontevreden dwaalt in het verleden

In die spiegel van weleer
Ziet Hazel keer op keer
Hoe tijd in het dal verstrijkt

 

Hazel beleeft de mooiste plek:
De eerste spriet van een kastanjestek
Ieder tijdperk. Het stekje groeit groot en sterk

Een anker door tijd niet te verstoren
Eén blikseminslag. Is de boom verloren?
Ondanks al wat tegenstreeft, de kastanje overleeft

Vuur, kou en droogte deren niet
Worden littekens die de tijd achterliet
In dat spoor groeit de kastanje onverminderd door.

Hazel hervindt zijn pad uit het verleden
Roept zijn Kleine Volkje in het heden
Vertelt in één woordenstroom: de kastanjeboom

“Onversaagd zullen wij zijn met elkaar
In grootte klein, groots trotserend elk gevaar
Bij vuur zijn wij water uit de bron, bij regen is hij zon”

Kastanje en Volkje zijn eeuwig verweven
Bescherming biedend in het leven
Zo is het en zo zal het blijven, nu en tot het eind der tijden


Dorien de Keyzer