WIT, ZWART EN GEEL
Elk jaar, midden in de winter, net zo’n beetje na de jaarwisseling, komen ze bij elkaar:
de een is wit, de ander zwart en de derde geel. Ze zien er vrolijk uit, met in hun bagage allemaal lekkere hapjes en drankjes. Het is net of ze iets te vieren hebben. En dat is ook zo. Want lang geleden, toen de aarde nog helemaal nieuw was, en de bloemen, de bomen en de dieren nog maar nauwelijks op hun stelen, stammen en poten stonden, toen werden er door de Schepper drie mensen gemaakt: een witte, een zwarte en een gele.
De witte werd gemaakt uit klei en eenmaal uit de klei getrokken werd hij gek op
huizen van steen, waar hij direct heel hoog van de toren begon te blazen.
De zwarte mens leed eronder. Hij was door de Schepper gesneden uit het beste hout, prachtig en krachtig. ”Maar klei is nu eenmaal beter,” sprak de witte vals, en hij roofde alles van waarde weg om zo het ’natuurlijk evenwicht’ te herstellen.
Als laatste kwam de gele mens aan het licht. Adembenemend mooi was zij, gevormd uit het deeg van jonge mais. Ze kreeg geen kans. De witte mens ontnam haar al vanaf het begin het kostbaarste dat zij bezat: moeder aarde. En zo trok zij zich terug, ver weg naar de gure vlakten, en de dichte donkere wouden.
Dan overspoelt de zee het land. De witte, de zwarte, en de gele mens komen nog net op het nippertje terecht in het zelfde schuitje. ”Roeien!!!!!!!!" beveelt de witte vanzelfsprekend, het roer stevig in handen houdend.
Maar dan gebeurt er iets merkwaardigs.
Door al het zeewater wordt zijn uit klei gemaakte lichaam zo soppig en zepig, dat het na een tijdje in elkaar zakt. ”Sla hem nu definitief tot moes,” lispelt een stemmetje in de zwarte mens. Zijn als ebbenhout zo donkere lijf spant zich wanneer hij de zware roeispaan uit het water tilt en haar hoog boven zijn hoofd heft. Het is de laatste beweging die hij maakt, want door al het vocht wordt zijn lichaam zo stijf als een plank.
De gele mens van mais glimt en glanst in de regen. Haar zoute tranen vermengen zich met het zout van de zee. Zij weet zich vrij. Eindelijk vrij.
Maar ook ..... .. eenzaam en alleen. Er is nergens een stem als de hare. Wanneer het water van de zee weer is gezakt, gaat ze op zoek naar nieuwe aarde. Een plek om te leven, te wonen, lief te hebben. Waar bos, rivier en vruchtbaar land elkaar raken,
gaat ze aan het werk. Ze kapt een sterke boom en verzamelt witte klei uit de rivier.
Drie dagen lang snijdt ze vol overgave het harde hout en kneedt zij met passie de zachte klei.
Dan, aan het einde van de derde dag, in het licht van de ondergaande zon, staan er bij de gele mens twee gestalten: een witte, en een zwarte.

P.Pronk