Zomer

Wat is vandaag de zomer mooi!
Ik ruik het lekker, geurig hooi
bijeengezet aan hopen.
De lucht maakt me zo wonderloom,
zo lekker lui, met wat gedroom….
de dag is mild en open.
’t Is alles ijl; het loof hangt stil,
met eventjes wat bladgetril
waar een vogel zit te wiegen;
die zingt daar zo een wiegenlied
voor al die jongen, die nog niet,
het nest uit kunnen vliegen.
Ik zit hier maar zo stil wat neer,
en ik begeer vandaag niet meer,
dan zo te zijn: een dromer!
‘k Wil als het veulen in de wei
en met de vogels even blij
genieten van de zomer!

Ernst Groenevelt
Uit: Het klokkenspel 1952