Licht dat ons aanstoot in de morgen
Voortijdig licht waarin wij staan.
Koud, één voor één en ongeborgen,
Licht overdek mij, vuur mij aan.
Dat ik niet uitval, dat wij allen
Zo zwaar en droevig als wij zijn
Niet uit elkaars genade vallen
En doelloos en onvindbaar zijn.

Licht van mijn stad de stedehouder,
Aanhoudend licht dat overwint.
Vaderlijk licht, steevaste schouder,
Draag mij, ik ben jouw kijkend kind.
Licht, kind in mij, kijk uit mijn ogen
Of ergens al de wereld daagt
Waar mensen waardig leven mogen
En elk zijn naam in vrede draagt.

Alles zal zwichten en verwaaien
Wat op het licht niet is geijkt.
Taal zal alleen verwoesting zaaien
En van ons doen geen daad beklijft.
Veelstemmig licht, om aan te horen
Zolang ons hart nog slagen geeft.
Liefste der mensen, eerstgeboren
Licht, laatste woord van Hem die leeft.